Muggia – nabij Triëst – ligt nog in slaap wanneer ik de stad verlaat. De zee achter me, het Alpengebergte voor me. De lucht is dik en lichtoranje, het asfalt ademt warmte van de vorige dag. Het is juni, maar het voelt als hartje augustus. De zon heeft geen geduld meer tegenwoordig. Voor achten slaat ze al meedogenloos toe.
“Wat doe ik hier?”
Mijn rugzak plakt tegen mijn rug. Zweet loopt langs mijn slapen. De eerste kilometers zijn zwaar. Na een reisdag en een nacht zonder slaap protesteert mijn hoofd. “Wat doe ik hier?” is de vraag die me niet loslaat. Het pad is niet moeilijk, wel moet ik – naast de strubbelingen in mijn hoofd – weer wennen aan de cadans van het gaan. Aan het zwijgen. Aan het dragen.
Links van me ligt de Adriatische zee. Ze schittert nog loom in het ochtendlicht, lokt me met haar blauwgroene rimpeling. Maar ik draai haar langzaam de rug toe. Mijn voeten richten zich naar het noordoosten, naar Slovenië, naar het Alpengebergte.
Het eerste deel van de Via Alpina Red Trail is bekend terrein. In april 2023 liep ik hier al, toen nog met sneeuw in de schaduw en voorjaarslicht tussen de bomen. Nu is het warm, stoffig en droog. Maar toch voel ik iets van thuiskomen. Alsof het pad mijn stappen herkent. Alsof het me welkom heet, ondanks de hitte.
Het ritme hervinden
De eerste dagen zijn altijd stroef. Mijn lichaam zoekt naar balans, mijn hoofd naar stilte. De overgang van ‘stilzitten’ naar dag in, dag uit lopen, laat zich voelen in spieren, hoofd, adem en hartslag.
De hitte drukt op mijn schouders. De lucht trilt boven het gesteente. In de bossen is het vochtig, klam en stil. Ik hoor mijn ademhaling, hoor het suizen van bloed in mijn oren. Soms moet ik stilstaan om mijn hart te laten kalmeren. Mijn benen zijn zwaar, mijn rug verkrampt.
En toch: ik blijf gaan. Stap voor stap. Geen haast, geen dwang. Alleen het ritme van mijn voeten op de aarde. Ik drink voor mij doen vaak, neem schaduw waar ik haar vind. In de dorpen word ik gegroet met knikjes, korte zinnen, glimlachen. De Slovenen zijn ingetogen, maar vriendelijk. Als bomen die je pas na een paar uur wandelen echt opvallen.
Langzaam komt er ruimte. Mijn trouwe metgezel veerkracht laat van zich horen. Mijn lichaam begint zich te herinneren. Dit is wat het kent. Bewegen, ademen, doorgaan.

De poort van het Alpengebergte: Nanos
Na twee dagen doemt ze op. In de verte, als een muur boven het landschap: Nanos. De eerste echte berg van het Alpengebergte. Ze staat daar als een wachter, een poortwachter tussen de wereld van de heuvels en die van het hooggebergte.
Ik zie haar al uren voordat ik haar bereik. Haar silhouet tekent zich scherp af tegen de blauwe lucht. Elke stap brengt haar dichterbij. Ik voel het verlangen in mijn benen. Ik wil omhoog. Willen weten of ik nog steeds bergbenen heb.
De klim is steil. Door bossen, over keien, langs open stukken waar de zon genadeloos brandt. Mijn shirt is doorweekt. Mijn mond droog. Ik stop vaak om te drinken, te kijken, om simpelweg te zijn.
Dan, plotseling, boven de boomgrens, opent de wereld zich. De begroeiing wijkt. Het pad loopt nu over een open kam met laag struikgewas en ruige kalksteen. De wind komt op. Mijn huid koelt, mijn hart versnelt.
En daar is het uitzicht. Wijds. Groot. Adembenemend. Onder me ligt het Sloveense land. Golvend, groen, met hier en daar een glinsterende rivier als een ader in het landschap. Het Alpengebergte strekt zich uit aan de horizon. Mijn avontuur is echt begonnen.
Een berg met geschiedenis
Nanos is niet zomaar een berg. Ze heeft verhalen in haar rotsen gekerfd. Al in de Romeinse tijd vormde ze een grens. Haar ligging maakte haar tot een natuurlijk fort. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was ze strategisch uitkijkpunt, een plaats van waarneming en strijd.
Nu sta ik hier, geen soldaat, geen bewoner, maar avontuurlijke trailzoeker. De enige strijd die ik voer, is die met mezelf. Met mijn grenzen, mijn tempo, mijn twijfel.
Ik raak met mijn hand de warme steen aan. Gescheurd, grillig, vol leven. Een vlinder landt op mijn schoen. Een valk cirkelt hoog boven de helling. Ik adem diep in. Rotslucht, gras, iets kruidigs. De geur van hoogzomer en oud gesteente.
Menselijkheid langs het pad
In de dorpen onderweg word ik telkens opnieuw geraakt door de zachtheid van de mensen. In een dorpje biedt een oude vrouw me water aan. Geen woorden, alleen haar ogen zeggen: ik zie je.
In een gehucht wijst een man me de juiste route. Hij spreekt geen Engels, maar zijn krachtige gebaar zegt genoeg. Ik knik, glimlach en hij knikt terug alsof hij me al jaren kent.
De Slovenen leven met het land. Ze praten niet veel, maar hun gebaren zijn gul. De rust die ze uitstralen, werkt aanstekelijk. Het helpt me nog meer te vertragen, kijken, luisteren. Niet als toerist, maar als deel van het landschap.
Mijmeren in de bergen
’s Avonds zoek ik een bivakplek en vind er een net buiten een dorpje. Een plek van vrijheid en rust. De zon zakt als een gloeiende bol achter de heuvels. De lucht kleurt koper, dan violet. Krekels nemen het over van de vogels. Een uil roept in de verte.

Ik lig in een hangmat kijkend en luisterend naar dit tafereel, met mijn telefoon als recorder in de hand. Voor mijn podcast ‘Mijmeren in de bergen’ spreek ik mijn gedachten in. Geen script, geen plan. Alleen woorden die uit mijn hart rollen.
“Het was een lekkere dag,” hoor ik mezelf zeggen. Als een poort die opengaat. Nanos herkende me. En ik haar. We hebben elkaar niets beloofd. Alleen dat we elkaar weer zouden ontmoeten.
Ik zwijg. Hoor het ruisen van de wind. De sterren verschijnen langzaam aan de hemel, alsof ze toestemming vragen om te schijnen.
Nacht boven het dal
De temperatuur daalt. Ik trek een dunne trui aan. Boven me het hemelgewelf, onder me gras, takken, insecten en micro-leven.
De nacht weet alles. Ze vraagt niets. Ze omhult me als een dekentje van ruimte. Hier is geen doel, geen prestatie, geen schema. Alleen het simpele bestaan van nu.
Ik lig op mijn rug, kijk naar de maan die langzaam opkomt. Mijn lichaam is moe, maar voldaan. Mijn geest stil, maar wakker. De bergen hebben me weer toegelaten. En ik? Ik laat hen ook toe.
De Via Alpina Red Trail is begonnen. En ik ben thuis. Het Alpengebergte ligt voor me, als een belofte die zich in miljoenen stappen zal ontvouwen.