De regen is niet zomaar regen. Ze is een aanwezigheid, een metgezel, een fluistering in de lucht die me omhelst en niet loslaat. Dikke druppels kletteren op de aarde, spatten op mijn jas, kruipen via de opening bij mijn gezicht naar binnen alsof ze mijn huid willen raken. De wind tilt ze op, slingert ze in mijn gezicht. De wind speelt een spel waarvan alleen hij de regels kent. Mijn schoenen zakken weg in de modder, een zuigende, zompige massa die me telkens een fractie van een seconde vasthoudt. Alsof de aarde zelf me wil laten voelen dat ik hier ben. Maar ik trek me los, keer op keer. Ik zet door. Stap voor stap. Want elke stap is van mij.
De wereld biedt aan
De wereld om me heen ademt in ritme met mijn stappen. Links van me deinen velden in de wind, een deinende oceaan van vochtige aarde en dorre stoppels. Rechts slingert een rivier als een zilveren slang door het landschap, haar water kolkend en wild na de vele regen. De bomen langs de oever lijken met hun takken naar de hemel te grijpen, alsof ze antwoorden zoeken op vragen die ik nog niet heb gesteld.
Ik had vanochtend kunnen liften. Een Franse boer stopte zijn trekker naast me, klapte de deur open en keek me onderzoekend aan. “Beetje verderop is het droog”, zei hij. Zijn stem schor van de kou. Of misschien gewoon van een leven lang praten in de wind. Zijn ogen vriendelijk, zijn uitnodiging oprecht.
Toch schud ik mijn hoofd. “Merci,” zeg ik, knik vriendelijk en loop verder.
Waarom? Waarom sla ik zulke kansen – dit gebeurt bijna dagelijks – af? Kies ik de moeilijkere weg, terwijl de wereld me telkens een lift, korter of makkelijker pad aanbiedt? Ik weet het antwoord niet volledig. Maar ik voel het wel.
De weg als spiegel
De mist hangt laag over het land, als een sluier tussen mij en de wereld. Hij dempt de geluiden, maakt de vormen zachter en laat het landschap vervagen tot schimmen. Het is alsof ik in een andere werkelijkheid loop, een wereld die net naast de onze bestaat. Slechts een ademhaling verwijderd.
Soms voelt mijn reis precies zo. Alsof ik op de grens wandel tussen wat was en wat nog moet komen. Ik ben nergens en overal tegelijk.
Elke stap die ik zet, is een keuze. Elke stap is een bevestiging van het pad dat ik ben ingeslagen.
En toch vraag ik me soms af: had ik dit pad ook gekozen als ik wist hoe het zou voelen? Als ik wist hoe de regen op dagen als deze zou snijden? Hoe de kou zich een weg zou banen door mijn jas, mijn huid? Als ik wist hoe ‘eenzaamheid’ kan aanvoelen als een steen in mijn maag, zwaar en onafwendbaar als je tegen weer en wind probeert vooruit te komen?
Ik glimlach bij die gedachte. Natuurlijk had ik het gekozen. Omdat het niet alleen de regen is, de kou of de leegte van de weg. Het is ook de vrijheid. De ruimte. De zuiverheid van een leven dat tot de essentie is teruggebracht.
Ik bezit niets behalve wat ik kan dragen. Mijn rugzak is mijn trouwste metgezel, mijn benen mijn vervoermiddel, de wereld mijn speelplaats. Dat is alles. En voor nu meer dan genoeg.
Waar komt dit verlangen vandaan?
Waarom loop ik? Voel ik deze diepe drang om elke stap zelf te zetten? Waarom verzet ik me tegen gemak, tegen mechanische snelheid, tegen de verleiding van een lift?
Misschien is het iets oers, iets dat diep in mijn genen verborgen zit. Ooit waren we allemaal reizigers, nomaden, zwervers zonder vaste grond onder onze voeten. Misschien draag ik dat verleden nog met me mee, echo’s van een tijd waarin de horizon geen grens was, maar een uitnodiging.
Of misschien is het eenvoudiger dan dat. Misschien loop ik omdat lopen me terugbrengt naar mezelf.
In de wereld die ik achterliet, gaat alles snel. Mensen rennen van afspraak naar afspraak, vliegen over wegen en rails zonder de afstand ertussen echt te voelen. Ze spreken over tijd besparen, over efficiëntie, over gemak. Maar ik vraag me af: kun je tijd echt besparen? Of laat je hem juist wegglippen als je te snel beweegt?
Hier, op deze weg, voel ik elke seconde. Elke stap kost me energie, elke kilometer dwingt me om aanwezig te zijn. Er is geen afleiding, geen haast, geen ruis van een scherm dat me vertelt wat belangrijk is. Alleen de wereld, Moeder Natuur, mijn ademhaling, mijn stappen.
Elke stap is van mij.

De schoonheid van het alledaagse
De regen neemt af. De wind gaat liggen. De wolken breken voorzichtig open en plotseling baadt het landschap in een diffuus, zilverachtig licht. Ik stop en kijk.
Voor me strekt het pad zich uit, kronkelend tussen glooiende heuvels die als slapende reuzen onder de lucht liggen. De grond dampt zachtjes. Een ademhaling van de aarde zelf. Vogels komen tevoorschijn, schudden de nattigheid uit hun veren en vullen de lucht met aarzelende klanken.
Ik had dit moment gemist als ik in die trekker was gestapt. Ik had dit niet gezien, niet geroken, niet gevoeld.
Misschien is dat waarom ik loop. Omdat de schoonheid van het leven zich pas echt laat zien als je de tijd neemt om haar op te merken.
Ik haal diep adem. De lucht ruikt fris, doordrenkt met de geur van natte aarde, van gras dat zich opricht na de regen, van een wereld die zichzelf telkens opnieuw schept.
Mijn reis gaat verder. Niet omdat ik moet, niet omdat er een bestemming wacht, maar omdat elke stap van mij is.
Op weg naar het einde van de wereld
De regen is gestopt. De zon breekt door, voorzichtig en schuchter, alsof ze zelf ook nog twijfelt of ze welkom is. Een strook licht strekt zich uit over de heuvels als een gouden pad dat me roept.
Ik weet dat ergens, ver voorbij deze horizon, het einde van de wereld ligt. Sagres. De plek waar de aarde ophoudt en de oceaan begint. Waar het land zich overgeeft aan de eindeloze beweging van het water.
Maar dat is voor later. Vandaag is voor het pad, voor de geur van de bomen, voor het ritme van mijn hart dat in mijn borst bonkt als een trommel.
Ik zet mijn capuchon af, voel de wind door mijn haar strijken. Mijn voeten bewegen vanzelf, alsof ze de route allang kennen. Alsof ik niet degene ben die kiest, maar slechts degene die volgt.
Elke stap is van mij. En ik zet ze allemaal.
Ik, ik loop… verder.