De grens is stil. Geen slagboom, geen douanepost, alleen de Moezel die zich nonchalant door het landschap slingert en her en der borden die je vertellen welke grens je passeert en je welkom heten in het betreffende land. Het voelt bijna symbolisch, alsof ik een onzichtbare drempel over ga, een nieuw hoofdstuk in mijn tocht. Hier, waar Duitsland, Luxemburg en Frankrijk elkaar zachtjes de hand schudden, begint mijn avontuur op de GR5F. Mijn voeten raken het pad en het is alsof de aarde zelf tegen me fluistert: ‘Bonjour voyageur, profitez de notre pays, la France’.
Zilveren slinger
Die eerste stappen voelen licht. Na een rustdag in Perl ben ik weer helemaal opgeladen en klaar voor het vervolg van mijn Quest, mijn avontuur. Het uitzicht hier is weids en nodigt me uit Frankrijk in te trekken. De Moezel glinstert in stilte naast me, haar zilveren slinger buigt en draait alsof ze me wil verleiden haar te volgen. Een zacht briesje ruist door de bomen, en ik besef hoe stil het is. Geen verkeer, geen stemmen, alleen het zachte kraken van mijn schoenen op het grindpad en het fluiten van vogels die hun territorium opeisen.

Ik ben alleen. Niet zomaar alleen, maar écht alleen. Geen andere hikers, geen voetstappen in de modder voor me. Het lijkt alsof de wereld deze route speciaal voor mij heeft gereserveerd. Ik weet beter. Het is januari en niemand is zo gek om nu op pad te gaan. Even overvalt me een gevoel van ‘eenzaamheid’, maar dan draai ik me om en zie de horizon die zich uitstrekt als een uitnodiging. Hier gaat het om, weet ik. Geen drukte, geen afleiding. Alleen ik, de natuur en mijn gedachten.
De wind en zuigende leem als metgezel
De wind wordt mijn metgezel. Eerst zacht en speels, alsof hij nieuwsgierig is naar deze wandelaar die zijn terrein betreedt. Als de dagen vorderen zal dit veranderen, dan zal de speelsheid eraf gaan.
Zuigende leem en modder beginnen al snel een thema te worden. Het pad kronkelt door velden die door de regen van de afgelopen dagen zijn veranderd in een glibberige, klevende massa. Een verkeerde stap en ik zak tot voorbij mijn enkels weg. De zuigende kracht van de modder lijkt me vast te willen houden, alsof de aarde zelf zegt: ‘Blijf hier, blijf bij mij.’ Maar ik ben koppig en met enige moeite trek ik mijn voet los, mijn schoen met een zachte plop bevrijdend. Het kost me tijd, energie. Maar het hoort erbij. Dit is wat het betekent om te lopen in januari.

De namiddag nadert en ik bereik een dorp. Het soort dorp dat je alleen in Frankrijk vindt. Het soort dorp waar de tijd lijkt stil te staan. De huizen hebben verweerde luiken in pastelkleuren, sommige half loshangend. Een oude man zit op een bankje naast een boom, zijn pet diep over zijn gezicht getrokken. Hij kijkt niet op als ik voorbij loop. Bijna aan het einde van de hoofdstraat, als je het dat al kunt noemen, zie ik een café. Het licht binnen is warm en uitnodigend. Een scherp contrast met de grijze donkere wolken die boven mijn hoofd hangen.
Revenez un jour
Ik duw de deur open, een belletje kondigt mijn komst aan. De warmte slaat als een deken om me heen. De geur van koffie en iets zoets hangt in de lucht. Bonjour, roep ik luid. Achter de bar staat een vrouw. Haar donkere haar golft los over haar schouders en ze kijkt me aan met een glimlach die net iets langer blijft hangen dan strikt noodzakelijk. “Bonjour. Vous êtes un randonneur?” vraagt ze, terwijl ze haar blik langzaam over mijn modderige schoenen laat glijden.
Ik knik, bijna verontschuldigend. Voor ik iets kan zeggen zet ze een glas rode wijn voor me neer. “C’est pour vous”, zegt ze met een knipoog. Haar vingers raken even de mijne als ze het glas neerzet. “Vous avez l’air fatigué.” Haar stem is warm, met dat typische Franse zangerige accent. Ik probeer iets terug te zeggen in mijn beste Frans, maar ik struikel over de woorden. Ze lacht zachtjes en leunt iets naar voren over de bar. “Prenez votre temps”, fluistert ze, haar ogen vol pretlichtjes.
Ik neem een slok van de wijn, de warmte verspreidt zich door mijn lijf. Voor een moment vergeet ik de plakkerige leem, de regen, de wind. Ze blijft met me praten, flirtend en uitdagend, terwijl ze glazen afdroogt en af en toe om zich heen kijkt naar de keuken en naar de stamgasten. Ze lijkt te genieten van mijn ongemak, maar niet op een nare manier. Het is speels, onschuldig. Als ik later afscheid neem, knipoogt ze opnieuw. “Revenez un jour”, zegt ze. ‘Misschien doe ik dat wel’, denk ik, terwijl ik de regen instap.
Oeroude stilte
De volgende ochtend is de lucht helder, maar de wind is nog steeds aanwezig. Het pad duikt de heuvels in door bossen die diep en stil zijn. De bomen strekken hun takken als skeletten naar de hemel, een bijna gotisch beeld dat me een gevoel van ontzag geeft. Het is hier stil. Een diepe, oeroude stilte die voelt als een waas over de tijd. Ik voel me klein, bijna nietig, maar tegelijkertijd ook verbonden met iets groters.

Het pad wordt ruiger. Steeds vaker moet ik stoppen om mijn voeten opnieuw neer te zetten, mijn schoenen zijn al lang geen schoenen meer maar klompen klei. De heuvels lijken eindeloos, de wind raast door de bomen als een onzichtbaar koor dat steeds luider zingt. Mijn gedachten dwalen af. De geur van nat hout, de sporen van een ree die het pad voor me heeft gekruist voeden deze gedachten.
De wereld ontvouwt
Tegen de vierde dag verandert het landschap. De bossen openen zich en ik sta plotseling midden in een uitgestrekt veld. Het is alsof de wereld zich voor me ontvouwt. Hier en daar staan wilde bloemen, een wonderlijk gezicht in deze tijd van het jaar. Een groepje reeën springt sierlijk door het gras. Ik blijf staan om ze te bekijken. Alles aan dit moment is perfect. Warmere lucht vult mijn longen. Ik voel een geluk dat ik niet in woorden kan vatten.
Maar Frankrijk zou Frankrijk niet zijn zonder een nieuwe uitdaging. Het pad gaat omhoog, steil en oneindig en mijn benen branden bij elke stap. Bovenaan, waar de wind vrij spel heeft, kijk ik om. Het uitzicht is adembenemend. De Moezel, de velden, de bossen. Het lijkt allemaal samen te komen in een schilderij dat speciaal voor mij gemaakt is.
Op de vijfde dag nader ik Toul. Een dag met vele kilometers maar nog veel meer wind. Wind met een onverbiddelijke kracht. Hij jaagt over de heuvels, trekt aan mijn jas en laat mijn ogen tranen. Ik lach hardop tegen niemand in het bijzonder. “Is dit alles wat je hebt, Frankrijk?” Mijn woorden worden meegenomen door de lucht, verdwijnen voordat ik ze zelf goed en wel heb uitgesproken.

Dan zie ik de stad in de verte liggen, een verzameling torens en daken die baden in het zachte licht van de namiddagzon. Het pad daalt af en ik voel me blij en opgewonden. Deze eerste dagen op de GR5F hebben me kennis laten maken met Frankrijk en hebben me positief verrast. Het is een belofte.
In de voetsporen van Jeanne d’Arc
In Toul verlaat ik de GR5F en zal mijn tocht voortzetten over de GR703, een pad dat me verder de geschiedenis in leidt. Dit is het pad van Jeanne d’Arc, de maagd van Orléans, een symbool van moed en vastberadenheid. Ik stel me voor hoe zij hier ooit liep, misschien met dezelfde wind die nu door mijn haren blaast, dezelfde leem die aan mijn schoenen kleeft.
Maar dat is voor later. Voor nu sta ik op de drempel van Toul, moe maar voldaan en ik weet één ding zeker: Frankrijk heeft mij positief verrast. Ze is mooi, uitdagend en heeft me uitgenodigd haar te gaan ontdekken.
Ik, ik loop… verder.
