De zon kruipt loom over de horizon en schildert de wereld in tinten van goud en koper. Mijn voeten voelen de kou van de ochtend, de vochtige aarde onder mij als een stille herinnering dat ik besta. Hier, nu. Ik adem in, langzaam, diep en vol aandacht. De lucht ruikt naar nat gras en houtrook. Ergens in de verte begint een haan aan zijn ochtendlied. Dit is mijn leven. Niet morgen. Niet volgend jaar. Nu.
Toch betrap ik mezelf erop dat mijn gedachten soms afdwalen. Naar de route die nog komt, de volgende uitdaging, het volgende avontuur. Alsof het nu nooit genoeg is, alsof ik altijd op weg ben naar iets dat zich nog moet ontvouwen. Is dat erg? Zonde misschien? Of is dat juist nodig om het nú meer kracht te geven?
Verhalen op mijn pad
Ik ontmoet een oude man zittend op een bankje in een verlaten Frans dorp. Zijn gezicht is gegroefd als een oud perkament, zijn ogen gevuld met iets wat op wijsheid lijkt. Zijn hond ligt naast hem, de snuit diep in zijn poten begraven. De man kijkt op als ik langsloop en knikt.
“Tu es un marcheur,” zegt hij, niet als vraag, maar als constatering.
Ik blijf staan, lach en knik instemmend. “Oui, op weg naar het einde van de wereld.”
Hij lacht. “Het einde van de wereld bestaat niet, jongen. Het enige dat bestaat, is dit moment.” Hij wijst naar de kale bomen aan de overkant van de straat. “Weet je wat het geheim is van gelukkig zijn? Het blad niet missen als het valt, maar genieten van de tak die blijft.”
Ik knik, begrijp het, voel het. Maar hoe vaak vergeet ik het weer?
Het leven ontvouwt zich
Een dag later loop ik langs een rivier waar een vrouw met een hond me begroet. Ze draagt een sjaal die ruikt naar kruiden en tabak. Haar stem is warm. Ze vertelt me dat ze hier al twintig jaar woont, maar nooit plannen maakt voor morgen.
“Mensen vragen me waarom ik niet verder trek, waarom ik niet iets ‘meer’ doe met mijn leven. Maar wat is meer? Dit is mijn plek, vandaag. Morgen zie ik wel.”
Haar woorden blijven bij me, nestelen zich ergens diep in mijn gedachten. Ik vraag me af of ik dat zou kunnen, blijven. Of ik ergens zou kunnen zeggen: ‘Hier is het goed, hier blijf ik.’ Maar dan voel ik weer dat onrustige tintelen in mijn benen, die drang om te gaan, verder te trekken, te ontdekken. Misschien is dat gewoon wie ik nu ben.
Een paar dagen later ontmoet ik een timmerman die in een schuur aan een tafel werkt. Zijn handen zijn zwart van het houtstof, zijn bewegingen precies en rustig. Ik vraag hem hoe lang hij al meubels maakt.
“Mijn hele leven,” zegt hij zonder me echt aan te kijken. “Maar geen twee tafels zijn ooit hetzelfde. Je werkt met wat het hout je geeft, niet met wat je van tevoren bedenkt.”
Zijn woorden blijven in mijn hoofd hangen terwijl ik verder loop. Hoe vaak probeerde ik mijn leven wel niet in een vorm te persen. Naar mijn hand te zetten. Inmiddels weet ik: het leven laat zich – als je het toelaat – ontvouwen zoals het komt. En… past het dan niet het beste bij je?
De momenten die ik mis
Ik denk aan de keren dat ik mezelf verloor in het vooruitkijken. Recentelijk nog toen ik in Luxemburg met haast door de mist liep, er was een finishlijn die ik wilde halen en ik vergat om te voelen hoe de ochtendmist mijn wangen kuste. Of die avond en heldere nacht toen de sterren fonkelenden als zilveren speldenprikken in het uitgestrekte zwart. Een sterrenhemel die fluisterde dat tijd een illusie is, maar ik was toch vooral bezig met de kilometers die nog kwamen.
Ik heb heel veel schoonheid gezien, gevoeld en geroken. Toch vraag ik me af: Hoeveel schoonheid heb ik laten liggen in mijn ‘drang’ om verder te gaan?
Op een terras in een dorp waar de tijd lijkt stil te staan, raak ik in gesprek met een vrouw van in de tachtig. Ze draagt een rode baret, haar lippen gestift, haar ogen twinkelen. Ze vraagt me waar ik naartoe ga.
“Naar het einde van de wereld,” zeg ik lachend.
Ze neemt een slok van haar koffie. “Dat zei ik vroeger ook. Maar ik ben altijd hier gebleven. En weet je? Het einde van de wereld is niet ver weg, het is daar waar je besluit dat je bent aangekomen.”
Ik blijf nog een uur bij haar zitten – ze spreekt goed Engels – luisterend naar verhalen over een liefde die ze verloor, haar dochter die naar Australië is geëmigreerd, een leven dat gevuld is met momenten die er echt toe deden. “Mensen denken te veel aan later,” zegt ze, “maar later komt nooit zoals je het verwacht of zou willen.”
Haar woorden blijven hangen terwijl ik verder trek. Misschien heeft ze gelijk. Misschien moet ik vaker besluiten dat ik al ben aangekomen.
Een plek om te blijven
Na een dag waar ik me doorheen heb moeten slepen bereik ik een vallei die me meteen het gevoel geeft dat de tijd hier langzamer gaat. Een beek murmelt zachtjes tussen met mos begroeide rotsen, de bomen wiegen mee met de wind, eeuwenoude bossen omringen een gigantische groene weide met vijvers, paarden, koeien, varkens en kippen. In het midden van dit alles staat een herenhuis met omringende gebouwen uit de 18e en 19e eeuw, als een stille getuige van vervlogen tijden.

Het huis is nog prachtig. De oude stenen muren ademen geschiedenis, de houten vloeren kraken onder mijn stappen. Binnen is alles ingericht zoals het ooit was: hoge kasten vol boeken, een lange eettafel met kandelaars, een open haard waar het vuur zachtjes knettert. Ik besluit te blijven.
De eerste dag dwaal ik rond, laat mijn handen langs de eeuwenoude balken glijden, voel de regen op mijn gezicht als ik door de tuinen loop. Ik drink koffie op het terras – het is even droog – en luister naar de wind die zich niets aantrekt van verleden of toekomst.
’s Nachts lig ik op een oude chaise longue voor het raam en kijk ik naar een sterrenhemel die eindeloos lijkt. De stilte is oorverdovend en tegelijk rustgevend. Ik voel hoe de dagen achter me vervagen maar ook hoe de toekomst oplost in de duisternis.
Het leven gebeurt nu
De volgende dag breng ik ondermeer door in de bibliotheek, ik blader door vergeelde pagina’s die ruiken naar tijd. Zittend in een fauteuil verdwijn ik in een dagdroom… ik vind een dagboek, geschreven door iemand die hier ooit woonde. “Het leven gebeurt nu,” staat er in sierlijke letters. “Niet in de dromen over morgen, maar in de adem die je vandaag haalt.”
Dan… in de verte, een stem. Alsof bedekt met een deken proberen de woorden mij te bereiken. De vrouw des huizes roept vanuit de keuken; “Voudriez-vous un verre de vin rouge?” Ik ben meteen weer in het nu en geef een instemmende reactie.
Het leven is nu
Mijn leven is nu. Niet in het doel, niet in de toekomst, maar in de stappen die ik vandaag zet. In de geur van de vers klaargemaakte quiche die in de oven staat op te warmen, in het enthousiasme van de hond die hier op het terrein loopt, in de vermoeidheid aan het eind van de dag die me vertelt dat ik lééf.
Terwijl ik mijn handen warm aan het haardvuur besef ik dat ik niet weet hoeveel tijd er verstreken is. En voor het eerst maakt dat niet uit.
Ik sluit mijn ogen en luister naar de stilte. Geen gedachten over morgen. Geen plannen. Alleen nu. Alleen deze ademhaling, dit moment.
Want dat is voor nu genoeg.
Ik liep… even niet. Inmiddels ben ik weer onderweg. Verder naar het onbekende, een nieuw nú.