Er is iets in mij dat haast heeft. Niet de haast van een drukke dag of een volle agenda, maar een diepere, stillere haast. Een die niet te zien is, maar voelbaar in elke vezel van mijn lijf. Het is alsof er een klok in mij tikt. Zacht, maar onverbiddelijk. Soms hoor ik hem nauwelijks, soms bonst hij luid door mijn gedachten heen. Ik noem het mijn levenshaast.
Voluit, zonder aarzeling
Leven in het hier en nu, dat probeer ik elke dag. Ik adem, vertraag, zoek de natuur op om mezelf te herinneren dat alles al goed is. De geur van aarde na regen, het ritselen van bladeren, het licht dat met geduld door de takken valt. Ze brengen me terug. Terug naar eenvoud, naar stilte. Terug naar de basis. En toch, juist daar, in die stilte, voel ik het weer: dat lichte trekken, dat tintelende gevoel van binnen. De drang om te leven, voluit, zonder aarzeling. Het is alsof twee werelden in mij samenkomen: de wereld van rust en de wereld van snelheid. En ik balanceer ertussen, elke dag opnieuw.
De klok in mij
Soms lijkt het alsof ik de tijd zelf kan horen bewegen. Niet alleen in de wijzers van een horloge, maar in de mensen om me heen. In de verhalen van ziekte, verlies, afscheid. In de aanhoudende stroom aan nieuws die vol dreiging is, vol botsende machten, vol onzekerheid. De wereld lijkt te trillen en ergens diep vanbinnen trilt mijn eigen wezen mee.
Ik voel hoe mijn bewustzijn zich scherpt alsof mijn ziel zegt: wees wakker, dit is het leven dat je nu leeft. En tegelijkertijd, dat zachte maar dwingende besef: het is eindig. En dat einde is er sneller dan je denkt. Dat besef maakt iets los in mij. Een vurige wens om niets ongeleefd te laten. Om te voelen, te proeven, te ervaren. Alles. Niet morgen, maar nú. Alsof ik in elke dag een heel leven wil persen. Niet omdat ik bang ben voor de dood, maar omdat ik dankbaar ben voor het leven.
Vertragen en versnellen
Er is een paradox die me elke dag bezighoudt. Ik wil vertragen, maar ik wil ook alles meemaken. Ik wil rust, maar ook vuur. Soms lijkt het alsof die twee elkaar uitsluiten, maar in werkelijkheid horen ze bij elkaar als eb en vloed. Zonder het één bestaat het ander niet.
Er zijn dagen waarop ik mezelf dwing te stoppen. Telefoon uit, geen doelen, geen haast. Ik loop een bos in, zonder richting. Elke stap brengt me dieper naar binnen. De lucht ruikt naar dennen, vochtige aarde. Of juist naar eucalyptus en stof. Mijn adem wordt trager, mijn hoofd stiller. In dat nietsdoen gebeurt bij mij juist het meeste.
Plots voel ik: het borrelt weer. De drang om te creëren, om te bewegen, om iets te dóen. Alsof het leven zelf zegt: ga nu maar, dit moment wacht op jou. Dat is de cyclus van mijn levenshaast: vertragen om te kunnen versnellen, versnellen om opnieuw te kunnen vertragen.
Het lichaam als kompas
Mijn lichaam weet eerder dan mijn hoofd dat de balans verschuift. Mijn schouders spannen, mijn hart klopt sneller, mijn gedachten razen. Dan weet ik: ik ben te ver gegaan. Te veel willen, te weinig zijn.
Levenshaast is voelbaar in mijn lijf. Soms als een lichte onrust, soms als een golf van energie. Ik heb geleerd ernaar te luisteren. Niet als waarschuwing, maar als richting. Het vertelt me wanneer ik dichter bij mezelf kom. Maar ook wanneer ik afdwaal.
Want levenshaast is niet alleen een teken van onrust. Het is ook een signaal van verlangen. Een verlangen om betekenis te geven aan de tijd die ik heb. Om niet zomaar dagen te tellen, maar momenten te leven. Om mezelf te herinneren dat levenskracht niet oneindig is. En juist daardoor zo waardevol.
Vuur en verstilling
Er brandt een vuur in mij. Het drijft me om grenzen te verkennen, fysiek en mentaal. Om mijn lichaam te voelen werken, mijn geest te zien groeien. Ik ren, ik klim, ik duik het koude water in. Niet om te bewijzen dat ik iets kan, maar om te voelen dat ik besta. Toch weet ik: vuur zonder aarde verteert. Er zijn momenten waarop ik te hard ga, te veel wil. Dan voel ik hoe de vonken overslaan, hoe de rust verdampt. Dat is het moment om te vertragen, om weer te luisteren.
Vertragen is geen stilstand. Het is thuiskomen in het ritme van het leven zelf. In het ruisen van de wind, het vallen van de avond, het tikken van de regen. Daar, in die eenvoud, vind ik de tegenhanger van mijn levenshaast. Niet als tegenpool, maar als evenwicht.

De schoonheid van eindigheid
Er zijn van die momenten waarop de realiteit me raakt als een golf. Dat ik me ineens bewust ben van mijn eigen eindigheid. Het besef dat er ooit een dag komt waarop ik er niet meer zal zijn. En vreemd genoeg voelt dat niet zwaar. Het voelt juist als waarheid. Dat besef opent mijn zintuigen. De geur van koffie in de ochtend. Het lachen van iemand die ik liefheb. De stilte na een regenbui. Alles krijgt meer diepte. Eindigheid maakt het leven kostbaar. Juist omdat het niet eeuwig is, is het zo bijzonder. Misschien is dat de kern van levenshaast: niet bang zijn voor de tijd die verstrijkt, maar geraakt worden door de schoonheid van vergankelijkheid.
De kunst van aanwezig zijn
Aanwezig zijn is een keuze die ik telkens opnieuw maak. Niet omdat ik het altijd kan, maar omdat ik weet dat ik anders het leven mis dat zich hier, nu afspeelt. Ik leer luisteren naar de zachte signalen: mijn adem, mijn hartslag, mijn gedachten. Ik leer herkennen wanneer de haast me voortduwt uit angst om iets te missen. Aanwezig zijn betekent niet dat alles rustig is. Soms is het juist stormachtig, vol emotie, vol leven. Maar zolang ik erbij ben, niet vlucht en niet ontken, leef ik werkelijk. Levenshaast krijgt dan een andere betekenis. Het wordt geen strijd meer, maar een stroom. Een beweging die me meeneemt, niet overspoelt.
Samen in de haast
Ik ontdek dat levenshaast niet alleen iets van mij is. We dragen het allemaal, op onze eigen manier. Soms in stilte, soms luid. We willen iets betekenen, iets nalaten, iets voelen dat groter is dan wijzelf. En misschien is dat precies wat ons mens maakt: dat we weten dat de tijd beperkt is en toch kiezen om lief te hebben, te hopen, te dromen.
Ik verlang naar ontmoetingen die echt zijn. Gesprekken die niet alleen gevuld worden door woorden, maar ruimte maken. Blikken die blijven hangen. Stiltes die niet ongemakkelijk zijn, maar vol. Want in die momenten vertraagt de tijd even. En in die vertraging is er rust, betekenis, verbinding.
Levenshaast als levenskunst
Ik leer dat levenshaast niet iets is om kwijt te raken, maar om te omarmen. Het herinnert me eraan dat ik leef. Dat mijn dagen tellen. Dat het tikken van die klok niet dreigend is, maar ritmisch. Ritmisch als een hartslag die zegt: blijf bewegen, blijf voelen.
Levenshaast nodigt me uit tot bewustzijn. Tot dankbaarheid. Tot durven leven met open ogen en hart, ook als dat confronterend is. Soms, als ik het weer voel, die zachte, haastige stroom in mij, glimlach ik. Ik weet: dit is mijn levenskracht. Mijn vuur én mijn rust. Mijn herinnering dat elk moment telt.
Levenshaast is geen vloek. Het is de fluistering van het leven zelf: Leef. Nu. Hier.
