Wat gebruik ik eigenlijk?
Deze vraag ben ik mezelf gaan stellen toen ik merkte dat ik hinder begon te ondervinden van de spullen om mij heen. De spullen die ik in de loop van mijn leven heb verzameld en die in en om mijn woning al jarenlang een vaste plek hebben. Misschien moet ik maar eens gaan “ontspullen”.
Begrijp me niet verkeerd. Ik ben géén verzamelaar. Sterker nog, als je het de mensen vraagt die bij mij in huis komen krijg ik steevast te horen: “Wat is het hier opgeruimd en wat heb je veel ruimte”. En dan is die ruimte er niet omdat ik nu zo groot woon, maar wel omdat er minder in huis staat dan in een gemiddeld huishouden.
Toch is het voor mij teveel. Het geeft me onrust en dat wil ik kwijt. Dus ik wil ontspullen. Ik ga afscheid nemen van overbodige dingen. Maar hoe doe ik dat?
Geert’s één-jaar-regel
Om afscheid te kunnen nemen van “overbodige” spullen spreek ik met mezelf af om rigoureus te werk te gaan. Doe ik dit niet dan vind ik altijd wel een reden waarom iets nog niet weg mag. Ik spreek dus met mezelf af, dat als ik iets het afgelopen jaar niet heb gebruikt, dan gaat het weg.
Ik begin in mijn kledingkast. Daar begint het makkelijk. Gezien ik zo’n vijftien kilo lichter ben dan een paar jaar geleden en daarmee dus ook een paar maten, gaan de te grote broeken, overhemden, shirts, truien etcetera in vuilniszakken voor een tweede leven.
Maar dan kom ik bij de kledingstukken die nog wel passen en betrap mezelf erop dat ik, hoewel ik het al meer dan een jaar niet heb gedragen, denk: “Dit staat me nog goed.” en “In combinatie met die broek die ik nog wel draag is het zonde om weg te doen”. Kansloos!
Mijn gedachten zet ik uit en ik hanteer steevast mijn één-jaar-regel. Binnen een mum van tijd zijn tal van vuilniszakken gevuld en is na een herschikking één van mijn kledingkasten leeg en kan dus ook weg.
Het geeft me een heerlijk opgeruimd gevoel. Ik ga dan ook meteen door naar de rest van mijn spullen. Langzaam maar zeker vullen de dozen en vuilniszakken zich. Geef ik spullen direct aan mensen van wie ik weet dat ze ze kunnen gebruiken en gaan andere spullen naar bijvoorbeeld Het Goed en de kledingcontainer voor hergebruik.
Uitzonderingen
Uitzonderingen op de regel. Wie kent ze niet. Zo ook ik met mijn één-jaar-regel. Er zijn tenslotte spullen die bijvoorbeeld een sentimentele waarde hebben en ik ze daarom zeker niet weg zal doen.
Een ander voorbeeld is gereedschap. Nee, je hebt niet alles door het jaar heen een keer nodig maar de kans is groot dat je het nog vaker zult gaat gebruiken. Daarnaast is het iets wat je makkelijk kunt uitlenen aan anderen waardoor je bijdraagt aan consuminderen.
Wat ontspullen mij oplevert
Ik krijg overzicht van wat ik heb. Het geeft me duidelijkheid. De spullen die er nog zijn heb ik ook echt nodig. En het geeft me rust dat ik minder spullen om me heen heb. “Less is more” zullen we maar zeggen.
Toch vraag ik me bij sommige spullen wel af of ik echt niet zonder ze kan. In ieder geval voldoen deze spullen voor nu aan mijn één-jaar-regel. En daarmee aan mijn ontspullen-missie. Wat een verrijking!
Nu nog ervoor zorgen dat er géén onnodige spullen meer binnenkomen.
Om minder spullen in huis te halen ben ik de afgelopen jaren al flink aan het consuminderen. Bij alles vraag ik me af: “Is dit iets wat ik echt nodig heb?”, “Zo ja, moet ik het dan kopen of kan ik het ook van iemand lenen?” of “Kan ik het zelf niet maken van spullen die ik toch al heb?”.
Ontspullen
Kortom, het ontspullen geeft me letterlijk en figuurlijk ruimte. Het consuminderen geeft me een uitdaging. Een andere manier om naar “dingen” te kijken. Een andere focus.