De hitte drukt op mijn schouders wanneer ik Figueira da Foz binnenloop. Na 36 kilometer rennen voel ik hoe de zon mijn zweet opdroogt, hoe mijn benen zwaarder worden en hoe de zilte geur van de oceaan mij vooruit trekt. Een badplaats, vol belofte van rust en herstel. Voldaan en doordrenkt van zout zweet stap ik – op dag 117 van mijn Quest – het eerste hotel binnen dat ik tegenkom. Alles in mij verlangt naar een douche, een plek en niets meer dan even zijn. Maar meteen merk ik het: onrust in de lucht, een trage blik van de receptionist, een stilte in de gangen die niet klopt. “Er is een stroomstoring,” zegt hij, bijna alsof het een bijzaak is.
Geen probleem
Ik haal mijn schouders op, neem de sleutel aan en breng mijn rugzak naar boven. De kamer is warm, het display van de airco staat op zwart, zwijgend. Geen licht, geen oplader, geen verkoeling. Geen probleem, denk ik nog. Ik ben gewend aan eenvoud. Aan weinig. Aan niets. Een stroomstoring kan ik wel handelen. ‘Het zal vast niet lang duren’ hoor ik mijzelf denken. Dus loop ik naar buiten, op zoek naar een biertje. Iets om het eerste deel van de dag mee af te ronden voordat ik, als de stroomstoring voorbij is, warm kan gaan douchen.
In de bar vlakbij is het druk. Mensen praten harder dan nodig, overstemmen elkaar. Ik probeer wifi te verbinden, maar er gebeurt niets. Geen stroom betekent ook geen verbinding. Nieuws. Geen enkel contact met de wereld buiten deze plek. Voor het eerst voel ik iets knagen. Geen angst, maar verwarring. Alsof ik in een film ben gestapt waarin het scenario ontbreekt.
Onder de oppervlakte hangt iets
Ik besluit wat eten in te slaan. De supermarkt – een grote, goed gesorteerde keten – lijkt op het eerste gezicht onaangedaan. De lampen branden, de koelingen zoemen. Aggregaten, vermoed ik. Alles draait, mensen doen boodschappen. Maar onder de oppervlakte hangt iets anders. Iets dat nog geen naam heeft.
Uren later is ook het mobiele netwerk uitgevallen. Geen 4G, geen 3G, geen streepje bereik. Geen info, nergens. Wat er aan de hand is? Ik weet het niet. Hoe lang het gaat duren? Ook geen idee. Ik kijk naar mijn telefoon alsof het een steen is geworden. Alles wat mij normaal verbindt, doet het niet meer. De wereld wordt plots kleiner.
Hamsteren in het donker
Ik ga opnieuw naar buiten. Geen zin om ergens te eten, geen puf om iets nieuws te proberen. Terug naar de supermarkt. Daar is het beeld volledig veranderd. De verlichting is minimaal. Er draait nog één kassa. En er is paniek. Bij de broodafdeling zijn de schappen leeg. Mijn eerste reactie is onbegrip: waarom? Dan valt het kwartje: de ovens. Natuurlijk. Die doen het niet.
Ik kijk om me heen en zie hoe mensen zich haasten, graaien, elkaar voorbij duwen. Volle karren, blikken in de ogen die ik ken van rampfilms. De menselijke reflex om te willen controleren wat niet te controleren valt. Hamsteren in het donker. Omdat niemand weet hoelang het duurt. We überhaupt niks weten. Omdat stilte soms luider is dan elk alarm.
Ik pak wat er nog wel is; toastjes, een zachte brie en een fles rode wijn uit de Douro. Genoeg voor vanavond. Genoeg voor mij. Ik ben moe, ik wil rust. Terug in mijn kamer open ik de balkondeur. Op het balkon hoor ik de woeste wilde zee en onder me de stemmen van mensen die zoeken naar houvast. Mijn wereld is teruggebracht tot deze kamer, dit uitzicht, deze stilte en het voelt verwarrend chill.
Een klein baken
Dan komt de schemer. De kamer word donker. De airco doet niets. Het water is koud. Telefoon ‘overleden’. Geen werkende koelkast. Geen licht of idee wat buiten gebeurt. Ik sta in mijn eigen stilte. Wat het nog wél doet, is mijn hoofdlampje. Altijd in mijn rugzak. Altijd opgeladen. Het vertrouwde licht van Petzl baant zich een weg door de donkere hotelkamer. Eén straal op de muur en ik voel me minder verloren. Een klein baken. Iets dat nog wél werkt. Iets dat mij niet in de steek laat. In het donker gloeit dat lichtje als herinnering: ook zonder stroom ben ik niet zonder kracht.
We zitten inmiddels ruim acht uur zonder stroom. Acht uur zonder contact. Acht uur zonder uitleg. In een wereld waarin elk probleem met één klik opgelost lijkt, voelt dit als een reis terug in de tijd. Een onzichtbare crisis. En precies dat maakt het benauwend. Niet de hitte, niet het donker – maar het niet weten. Onze kwetsbaarheid.
Het web dat ons draagt
En dan, ergens rond half tien, springt alles weer aan. Lampen, geluiden, toestellen. Gejuich stijgt op uit de straat, alsof we net een voetbalwedstrijd hebben gewonnen. Alles herstelt zich. Stroomstoring opgelost. Langzaam, maar zeker. Binnen enkele uren lijkt het alsof er niets gebeurd is. Alsof het donker slechts een droom was.
Maar ik weet beter. Dit moment nestelt zich in mij. Het laat zien hoe kwetsbaar we zijn geworden. Hoe afhankelijk. Hoe fragiel het web is dat ons draagt. De oorzaak van de stroomstoring? Een zeldzaam atmosferisch fenomeen boven Spanje: een verstoring in het elektriciteitsnet, een kettingreactie van technologie en natuur. Eén schok en miljoenen mensen zaten plots in het donker – in Portugal, Spanje en delen van Frankrijk. Eén golf en alles viel stil. Of is het toch een menselijke fout? Een samenloop van… zeg het maar. Het was. Kwetsbaar groots.
En ik? Ik zat daar – met mijn toastjes brie en rood genot – in het donker aan zee. Niet bang, maar wel stil. Niet verlamd, maar wakker. Kwetsbaar en tegelijkertijd krachtig. Omdat ik weet: als alles even stopt dan blijft er iets over wat geen stroom nodig heeft. Het vermogen om te ademen. Te zien. Te voelen en te blijven.
In het donker.