De mist hangt als een dikke deken over het landschap. Alles lijkt te verdwijnen in de grijze leegte die zich uitstrekt tot ver voorbij de horizon. Ik loop, loop over the Way of Saint James. Mijn adem kringelt in kleine wolkjes omhoog en lost op in het niets. Mijn voetstappen knarsen zacht op de bevroren aarde en vormen het enige geluid in deze eindeloze stilte. Luxemburg ligt gehuld in een ijzige sereniteit, een stilte die alleen de winter weet te brengen.
De gele schelp als trouwe kompaan
Mijn pad door Luxemburg, die van The Way of Saint James, is een pelgrimsroute. Een route waar de gele schelp mij de weg wijst door dit mystieke koude landschap.
Links van me, net zichtbaar door de mist, loopt een smal pad het bos in. De bomen staan er als schimmen, hun takken zwaar van rijp, zwijgend en onbewogen. Ik aarzel even, moet ik hier in? Dan zie ik de gele markering, nu weet ik dat dit pad me verder brengt op The Way of Saint James. De kou is al urenlang mijn metgezel, een stille kracht die zich in mijn lijf heeft genesteld. Door mijn handschoenen heen voel ik de kou. Het landschap voelt eindeloos, tijdloos. Alsof ik door een droom loop die zich ergens tussen heden en verleden afspeelt.

Een mistige zee
Ik herinner me vaag een kaart die ik dagen geleden op mijn telefoon heb bestudeerd. Rivieren, heuvels, kleine gehuchten. Maar hier, in deze troosteloze grijstint, verliezen kaarten hun betekenis. De velden, nu hard en ongenaakbaar, strekken zich uit als bevroren golven onder een mistige zee. Ik volg de weg, niet om ergens aan te komen, maar om het gaan zelf. Elk moment verwacht ik dat de zon doorbreekt, dat er een sprankje hoop tevoorschijn komt, maar de hemel blijft gesloten. Een zware deken van wolken, die me steeds verder in mijn gedachten trekt. Het landschap – de weidse vergezichten – maak ik in mijn hoofd nu het zicht minimaal is.
Bij een verlaten kapel stop ik even. Het kleine gebouw staat er stil en eenzaam bij, de stenen koud en gehavend door de tijd. Een verweerd kruisbeeld hangt scheef boven de deur, de verf afgebladderd en het hout gespleten door de jaren. Mijn vingers strijken langs het ruwe oppervlak en even blijf ik staan, luisterend naar de stilte die hier woont. De geur van vochtig hout en eeuwenoud stof hangt in de lucht. Binnen is het donker en kil. Geen kaarsen, geen warmte. Alleen de echo van mijn ademhaling. Ik blijf niet lang. Mijn aanwezigheid voelt als een verstoring van iets wat al lang geleden in rust is gehuld.

Een tijdloos decor
De tijd kruipt voorbij – ondanks mijn rappe tempo – in een trage cadans van stappen en stilte. Ik passeer een rij kromgegroeide bomen die als wachters langs de weg staan. Hun stammen getekend door de tijd, hun wortels diep in de bevroren aarde verankerd. Soms lijkt het alsof ik niet beweeg, alsof de wereld slechts langs me glijdt en ik een toeschouwer ben in een tijdloos decor.
Het is al ver in de tweede avond als ik Betzdorf bereik. De eerste huizen staan er stil en verlaten bij, hun ramen die als donkere ogen me lijken aan te staren. Een enkele schoorsteen rookt, maar verder lijkt alles te slapen. Op mijn weg naar deze stad was alles gesloten. Mijn hoop is dan ook gevestigd op deze plaats. Het blijkt ijdele hoop, alles blijkt gesloten op deze koude zondagavond in januari.
Een slaapplek
Dan zie ik een bankje in een ‘rokersruimte’. Daar waar men droog samen met andere rokers overdag hun verslaving voedt, is vanavond mijn slaapplek. Het hout van het bankje is vochtig en koud. Met moeite – mijn lichaam is moe en koud – haal ik mijn slaapzak tevoorschijn. Ik kruip erin. Het harde hout drukt ongemakkelijk tegen mijn rug. Ik sluit mijn ogen en luister naar de kille stilte om me heen. Af en toe klinkt er in de verte een hond, een eenzaam geblaf dat snel weer wegebt. Verder is er niets. Geen stemmen, geen beweging. Alleen de kou die langzaam aan mijn botten knaagt. Ik trek mijn slaapzak strakker om me heen en staar in de duisternis. Alles voelt ver weg, zelfs ikzelf. Dan zak ik weg.

De volgende ochtend – het is vier uur – word ik rillerig wakker. Mijn adem heeft een dunne laag rijp achtergelaten op de rand van mijn slaapzak. Mijn benen zijn stijf, mijn vingers gevoelloos. De kou heeft zich diep genesteld in delen van mijn lijf, als een herinnering die niet snel zal vervagen. Ik sta op, klop mijn slaapzak uit, poets mijn tanden en pak mijn rugzak in. Als ik een slok water neem uit mijn fles, prikt de kou in mijn keel.
In het licht van mijn hoofdlamp
De weg roept. Ik bind mijn rugzak vast en zet mijn tocht voort, opnieuw een deel van het landschap wordend. In deze duisternis – nog uren voordat de zon zal opkomen – loop ik in het licht van mijn hoofdlamp. De duisternis om mij heen is koud en zwart.
De paden en wegen slingeren door het landschap. Het wordt langzaam licht. Nu zie ik de heuvels, bevroren beekjes en velden waar de rijp als een dunne sluier overheen ligt. De wereld voelt broos, alsof een enkele zonnestraal genoeg zou zijn om alles te laten verdwijnen. Maar die zon blijft ook vandaag verborgen. Ik loop verder in het grijs.
Uren later, wanneer de dag alweer begint te vervagen in de vroege schemering, ontmoet ik een man. Een oude man met zijn hond, gehuld in een dikke jas, grote zwarte laarzen en met een bezadigde blik in zijn ogen. Hij loopt langzaam, bedachtzaam, alsof hij elk moment wil bewaren. We wisselen een paar woorden, niet meer dan nodig is. Zijn stem is zacht, breekbaar bijna. Dan gaan we beiden onze weg. Hij verdwijnt langzaam in het duister. Ik blijf nog even staan, luisterend naar zijn voetstappen tot ze volledig vervagen.

Luxemburg blijft gehuld in mist en kou. Geen zon die mijn pad verlicht, geen troostende warmte. Alleen de bevroren aarde onder mijn voeten, het ritme van mijn stappen en de wetenschap dat elke stap me dichter bij het eindpunt van deze pelgrimsroute brengt, dichter bij het ‘einde van de wereld’.
De pijn in mijn voeten verdwijnt
De laatste dag loopt tegen het middaguur. In de laatste uren gaat mijn pas sneller, ik zweef over de weg. De pijn in mijn voeten verdwijnt. De gedachten aan het eindpunt en de daarna welverdiende rustdag zijn sterker. Tussen de wijnranken daal ik af naar Schengen.
En dan is daar het eindpunt van The Way of Saint James door Luxemburg, een brug als ‘zone’ tussen Luxemburg en Duitsland. Géén monument, plakkaat of kruis. Een teleurstellend eindpunt van een in mist en kou gehulde maar inspirerend mystieke voettocht door Luxemburg.
De ontvangst bij aankomst bij mijn onderkomen in Perl (D) voor de twee komende nachten is warm en hartelijk. Ik ga rusten, nagenieten en plannen maken voor het vervolg van mijn Quest Trail.
Buen Camino